In het Rijksmuseum zijn vanaf deze week 28 van de 37 aan Johannes Vermeer toegeschreven werken te zien. Maar zijn al die Vermeers wel Vermeers, wat heeft Herman Göring daarmee te maken en waarom is de tot halverwege de 19e eeuw nauwelijks bekende Vermeer nu big business?
Een van de eerste kunstcritici die zich over Vermeers kunde uitsprak was in 1866 de Fransman Théophile Thoré-Bürger. Hij kocht enkele werken en betaalde daar een grijpstuiver voor. Niet veel verzamelaars waren immers geïnteresseerd in de vrij onbekende de kunstenaar uit Delft. Thoré-Bürger meende in totaal zo’n 80 schilderijen aan Vermeer te kunnen toeschrijven.
Vermeers populariteit laat zien dat de waarde van een kunstwerk soms maar deels wordt bepaald door haar kwaliteit. Over de schoonheid van Vermeers werk valt moeilijk te twisten, maar die bezat ze natuurlijk ook al voordat de schilder in de spotlight kwam te staan. Publiciteit kan dus een belangrijke drijfveer zijn voor exorbitante prijzen op veilingen. Er zijn dan ook grote belangen gemoeid met het her ‘ontdekken’ van werken van kunstenaars die in de belangstelling staan. En juist het genereren van publiciteit kan zo een doel op zich worden. Welke DaVinci is echt en welke deskundige durft daar zijn hand voor in het vuur te steken? Wie wil dat werk waar een hele documentaire over is gemaakt nu niet hebben?
Zo ook met Vermeer, bij wiens werk Abraham Bredius, directeur van de voorganger van het Rijksmuseum, zich begin vorige eeuw als opperexpert opwierp. De hype werd alleen maar groter. Verschillende musea kochten werken aan waarvan deskundigen overtuigd waren dat ze van de tot voor kort vrij onbekende, of tenminste weinig gewaardeerde, meester moesten zijn.
Museum Boijmans van Beuningen was er in 1937 erg trots op dat ze een enorm doek voor de neus van het Rijksmuseum wisten weg te kopen. Het ging om een voor Vermeer ongebruikelijk thema, de Bijbelse vertelling van ‘de Emmaüsgangers’. Het doek werd door Bredius, dé Vermeer-expert pur sang, rijkelijk geprezen als een hervonden meesterwerk.
Na de Duitse inval waren ook verschillende hooggeplaatste nazi’s niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van en de hype rondom Vermeer. Herman Göring wist zijn hand te leggen op Vermeers ‘Christus en de overspelige vrouw’. Het doek werd na de oorlog teruggevonden in een Oostenrijkse zoutmijn. Als u de film The Monuments Men (2014) heeft gezien weet u wel hoe dat ongeveer in zijn werk ging.
De vraag was wel hoe Göring nu precies zijn hand had weten te leggen op weer zo’n unieke en onbekende Vermeer? De verkoper moest wel een collaborateur zijn geweest als hij zo’n werk aan de nazi’s had verkocht. En die verkoper bleek Han van Meegeren te zijn, een kunstschilder die in onverklaarbare luxe leefde aan de Amsterdamse grachten. Had hij geprofiteerd van het verkwanselen van Nederlands erfgoed?
Er volgde in mei 1945 een arrestatie. Van Meegeren had zich volgens de autoriteiten met de verkoop van nationale kunstschatten aan de bezetter verrijkt en moest als collaborateur terecht staan. Hij riskeerde een lange gevangenisstraf (of zelfs de doodstraf) als een bewezenverklaring volgde maar besloot zich op een opmerkelijk wijze te verdedigen. Van Meegeren beweerde dat hij helemaal geen kunstschatten aan de Duitsers had verkocht, maar ze slechts had opgelicht met door hem zelf vervaardigde vervalsingen. Problematisch was wel dat hij daarmee ook moest erkennen dat de door Bredius zo geprezen Emmaüsgangers eveneens een vervalsing van zijn hand was.
Maar hoe geloofwaardig was Van Meegeren? De unieke kwaliteiten van Vermeer waren immers door experts herkend in werk waarvoor Van Meegeren nu auteurschap claimde. Het leidde tot een opmerkelijk schouwspel in de rechtbank: voor het oog van de rechter schilderde Van Meegeren een ‘echte’ Vermeer en bewees zo weliswaar een meestervervalser maar geen collaborateur te zijn. Van dat laatste werd hij dan ook in 1947 vrijgesproken, maar voor de vervalsingen werd Van Meegeren veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf.
Hoeveel vervalsing nog in omloop zijn en voor echt gehouden worden is niet bekend. Wel is het aantal erkende Vermeers inmiddels geslonken van 80 naar 37. Nou ja, volgens het Rijksmuseum dan. Want laten ze nu 28 of 27 Vermeers zien? Over één van de werken, ‘Meisje met de fluit’, bestaat immers nog steeds discussie. De schilder uit Delft blijft de experts dus verwarren.
Wie meer wil weten over Vermeer, of gewoon wil genieten van prachtige schilderijen, ongeacht wie ze geschilderd heeft, kan uiteraard de unieke tentoonstelling in het Rijks bezoeken. U heeft daar tot 4 juni de tijd voor, mits u een kaartje weet te bemachtigen. Een interessante documentaire over de vraag hoe Vermeer nu zo natuurgetrouw kon schilderen is Tim’s Vermeer (2013), waarin de mogelijk gebruikte techniek, die in 2001 ook al door David Hockney werd beschreven in zijn boek Secret Knowledge, wordt gereconstrueerd. Over Van Meegeren’s vervalsingen verschenen twee films. In 2016 Een echte Vermeer en in 2020 The Last Vermeer.