Minister Yesilgöz schoot deze week tijdens het vragenuur uit haar slof. Aanleiding waren vragen over het (niet) optreden van de politie bij het racistische geweld rondom de intocht van de katholieke Sinterklaas in het gereformeerde Staphorst. Waarom richt de woede van deze minister zich steeds op ‘woke’? En zorgt het feit dat zij pal ‘voor en achter’ ‘haar’ politie gaat staan niet voor blinde vlekken?
De ‘slag bij Staphorst’ staat niet op zichzelf. Eerder was er al veel kritiek op de wijze waarop de politie de afgelopen jaren toekijkt terwijl antiracisme demonstranten worden beschimpt, bekogeld en bedreigd. Het gedrag van de ‘pro-Pieten’, doorgaans oude witte mannen uit ver rechtse hoek, leidde al een aantal keren tot strafzaken en er volgden veroordelingen. Omgekeerd ben ik die veroordelingen niet tegengekomen omdat, zo ver na te gaan, de demonstranten die zich tegen het racistische stereotype ‘Zwarte Piet’ verzetten dat altijd geweldloos en binnen de regels doen. Hoe anders dan de racisme-verdedigers. Wie herinnert zich de ‘blokkeer-Friezen’ niet?
Ook rondom de boerenprotesten kwam er een golf van kritiek op gang. De politie stond erbij en keek ernaar. De deur van een provinciehuis werd ingebeukt, men verzamelde zich voor het huis van een minister en haar gezin, snelwegen werden geblokkeerd, er werd brandgesticht en werden bedreigingen geuit. Maar als er al werd ingegrepen was dat achteraf en na stevige publieke druk. Politiechef Willem Woelders verklaarde het door uit te leggen dat veel politiemensen sympathiseren met de boeren:
‘Veel politiemensen hebben begrip voor de positie van de boeren, ik ook. Je zult maar jarenlang geïnvesteerd hebben en je voortbestaan staat op het spel. Daarom vind ik dat de provincies zo snel mogelijk met de boeren moeten gaan zitten over de concrete gevolgen en het niet over de zomer heen moeten tillen. Anders moeten wij als politie blijven optreden.’
Die sympathie is er kennelijk ten aanzien van klimaatactivisten niet want er is vrijwel geen actie van organisaties als Extinction Rebellion waarbij niet (hard) wordt ingegrepen terwijl zij, in tegenstelling tot de boeren, geen geweld gebruiken.
Gek genoeg was de minister vorige week wél heel stevig over agenten die tijdens de geheel objectieve uitoefening van hun ambt een hoofddoekje wensen te dragen maar horen we haar nauwelijks over agenten die, zoals uit het citaat van Woelders blijkt, hun werk aantoonbaar door hun politieke voorkeuren laten beïnvloeden.
We kunnen dus moeilijk anders vaststellen dan dat er een patroon zichtbaar is bij zowel de politietop als bij deze minister. De politie houdt zich afzijdig bij bepaalde vormen van geweld en racisme, rondom demonstraties en bij ander optreden, maar grijpt ondertussen wel graag in bij geweldloze acties die overlast veroorzaken. Het is ronduit verontrustend dat de politie zelf toegeeft dat dit (deels) te maken heeft met waar de sympathie van de dienders ligt. Dáár zou de minister verontwaardigder over moeten zijn dan over een hoofddoek of een Kamervraag.
Maar deze minister besteedt, naar het schijnt, liever tijd aan het benoemen van het (volstrekt fictieve) ‘gevaar van woke’. Ze gebruikte er zelfs haar platform tijdens de HJ Schoo-lezing voor. En passant stelde ze daarmee het geweld van extremistische groepen als de COVID-wappies en de pro-Piet racisten gelijk met het volstrekt geweldloze optreden van activisten die strijden voor gelijke rechten.
Alleen al zo bezien is het dus wat problematisch dat de minister geen enkele blijk geeft open te staan voor kritiek op het functioneren van de politie. Maar er is meer.
De dag voordat de minister in de Kamer ter verantwoording werd geroepen over Staphorst publiceerde de rechtspraak een vonnis van 18 november waarin het openbaar ministerie niet ontvankelijk werd verklaard. Wat was er gebeurd? Een verdachte werd vervolgd wegens wederspannigheid. Hij zou zich bij zijn aanhouding hebben verzet en agenten hadden de gang van zaken beschreven in een ambtsedig proces-verbaal. De rechter overwoog het volgende:
Op basis van de beschrijving van deze feitelijke handelingen is de verdachte vervolgd voor verzet tegen zijn aanhouding. Uit camerabeelden die door de verdachte ter zitting zijn getoond, is gebleken dat de genoemde feitelijke handelingen niet door de verdachte zijn begaan. De politierechter concludeert dat het proces-verbaal in strijd met de waarheid is opgemaakt en dat dit, mede gezien de mate van detail in het proces-verbaal, doelbewust moet hebben plaatsgevonden. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op. Hierbij is tevens meegewogen dat de politie reeds aanzienlijke tijd beschikte over de camerabeelden, maar dat deze niet in het dossier waren opgenomen. (ECLI:NL:RBROT:2022:10009)
Er was door de verbalisanten dus gelogen. Op ambtseed. Maar in een reactie gaf de politie aan dat er geen reden was in te grijpen omdat dit niet te kwader trouw zou zijn gebeurd. Opmerkelijk. Als we de camerabeelden niet hadden gehad was de verdachte gewoon veroordeeld.
En het is niet de eerste keer dat ambtsedige leugens worden blootgelegd. In juli veroordeelde de rechtbank Amsterdam een agent tot 180 uur werkstraf wegens het valselijk opmaken van een PV. Vorig jaar nog sprak de rechtbank Midden-Nederland een verdachte om die reden vrij en men hoeft niet ver te zoeken om soortgelijke voorbeelden te vinden van PV’s die strijdig zijn met camerabeelden, agenten die elkaar onderling dekken in ambtsedige PV’s of tapverslagen die bewust verkeerd weergegeven zijn.
Elke advocaat kent die zaken wel. In mijn eigen praktijk volgde eerder dit jaar nog een vrijspraak omdat de agenten zeiden cliënt door een rood licht te hebben zien rijden op een plek waar – met behulp van Googlemaps en foto’s – kon worden aangetoond dat er helemaal geen stoplichten stonden. Vorige maand nog volgde een soortgelijke vrijspraak. In die zaak speelde dat, zoals zo vaak, de bodycam nou net op het voor de verbalisant vervelende moment uitstond. Geheel toevallig natuurlijk, behalve dan dat het wel erg vaak voorkomt. Zo vertelde een collega mij onlangs dat de politie zich had misdragen tijdens een verhoor maar dat de auditieve registratie net op dat moment haperde, zoals ze hen glimlachend meedeelden.
Tel daarbij op dat de politie het ook met andere regels lang niet altijd even nauw neemt, zoals blijkt uit de talloze incidenten van racisme die de afgelopen jaren in de media zijn gekomen. Vorige maand nog bood politiechef Fred Westerbeke opnieuw excuses aan voor een racistisch ‘incident’ binnen zijn eenheid (Rotterdam). Eerder werden daar collega’s in een WhatsApp-groep racistisch uitgescholden. Vorige week bleek het preventief fouilleren in Amsterdam zodanig mis te zijn gegaan dat er per direct mee gestopt moest worden. Ongetwijfeld was het geheel toevallig dat het onbevoegd fouilleren plaatsvond bij een jongerencentrum waar vooral jongeren van kleur vertoeven.
Je zou zeggen dat al die ‘incidenten’ een schok in de rechtsstaat veroorzaken. Maar deze minister heeft het helaas liever over ‘het gevaar van woke’.
Deze opstelling van de politietop en de minister legt een dieper probleem bloot. De talloze goede, toegewijde politiemensen die hun werk wél naar eer en geweten doen worden juist door het uitblijven van stevig beleid in de publieke opinie steeds vaker op één hoop gegooid met de uitwassen. Dat verdienen ze niet. De rot moet worden aangepakt maar zolang deze minister verantwoordelijk blijft voor de politie is de kans daarop klein.