Het houdt niet op, niet vanzelf. Deze week deed het Kamer/Staten/Gemeenteraadslid Van M. opnieuw opmerkelijke – en mogelijk strafbare – uitspraken. Maar wie grijpt in?
Op 12 juli publiceerde ik op deze site een opinie onder de titel ‘Strafbare opruiing door een Kamerlid’ (zie: hier). Een deel van de tekst vond zijn weg naar een aangifte tegen verdachte Van M. maar tot op heden is nog geen beslissing van het openbaar ministerie vernomen over een eventuele vervolgingsbeslissing. Op 13 november 2022 gaf het driedubbel belastinggeld trekkende Kamerlid nieuwe munitie voor zo’n vervolging door in een Belgisch filmpje op te roepen tot revolutie. Daarbij kunnen wat hem betreft ook doden vallen, maar het is wel waar hij op hoopt. De verontwaardiging was groot. Net als bij de eerdere opruiing, of het benoemen van journalisten als ‘rioolratten’, buitelden de politici over elkaar heen om het gedrag van Van M. af te keuren. Maar van enige concrete actie kwam het (weer) niet. Geen enkele politicus benoemde nu eens wát men nu aan deze steeds verdergaande radicalisering gaat doen.
Geïnspireerd door de oorlogstaal van onder ander Van M. trokken eerder al psychiatrische gevallen met fakkels naar de woningen van ministers. Gesteund door FvD schoffeert een zekere ‘viruswaanzinnige sekteleider’ (zie de uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van medio dit jaar) bijna wekelijks de families van overledenen door te suggereren dat hun geliefden door vaccinaties om het leven zijn gekomen. De leider van de complotclub van Van M. meent dat we geregeerd worden door ‘reptielen’. Zijn fractiegenoot Van H. verspreidt regelmatig vervalste mails en fake nieuws over niet bestaande ‘WEF-papers’. Ondertussen probeert de ‘partij’ eigen scholen en betaalmiddelen in het leven te roepen zodat een parallele maatschappij kan ontstaan en wordt op het jeugd-kamp aan de jongste leden uitleg gegeven over de ‘White Man’s Burden’ en de filosofie van ‘Hard wie Kruppstahl’ en ‘Lebensborn’. De partijfilosoof filosofeert ondertussen, als hij geen pornofilms aan het opnemen is, over het vermoorden van tegenstanders terwijl een emeritus professor de racistische items van zijn promovenda bij FvD-omroep ON goedpraat.
Het moge toch voor zelfs de ziende blinden wel duidelijk zijn dat hier iets aan de hand is. Velen zagen dat al na de ‘Boreale’ speech van de ‘Grote Leider’, maar: beter laat dan niet. Toch blijft het, behalve wat verontwaardigde tweets, ijselijk stil. Juist van onze politici, onze gekozen volksvertegenwoordigers, mogen we actie verwachten. Maar zelfs een ‘cordon sanitaire’ is teveel gevraagd. Het eerste voorstel om het onmogelijk te maken dat een man die zijn drie (!) functies zo weinig serieus neemt dat hij alle tijd heeft voor onzin-interviews en het lastigvallen van de parlementaire pers met demoniserende filmpjes, ruim € 12.000,- per maand uit de belastingruif rooft, moet ik nog zien. Laat staan dat Kamerleden weigeren nog met deze extremisten in debat te gaan, of talkshows en kranten hen geen podium meer bieden.
‘Onafhankelijk’ Kamerlid Omtzigt tweette verontwaardigd dat Van M. met de meest recente uitingen zijn eed als Kamerlid heeft geschonden. Ook de minister-president en de minister van Justitie waren verontwaardigd. Maar tot actie gingen ze niet over. En dat is opmerkelijk want een zittend Kamerlid kan voor een ambtsmisdrijf (wat het vermeende schenden van de eed is) alleen door de Hoge Raad vervolgd worden en dan nog alleen volgend op een Koninklijk of Kamerbesluit (art 119 Grondwet). Het uitblijven van zo’n vervolging is dus geheel en al de verantwoordelijkheid van deze Twitterende politici zélf.
Maar goed, zoals helaas burgers steeds vaker ervaren, hoeven we van Den Haag op dit vlak niet veel te verwachten. Liever is men bezig met spierballentaal die zonder enig gevolg blijft of met wetgeving waarvan deskundigen keer op keer duidelijk maken dat die niet het gewenste effect gaat hebben, maar die wel lekker populistisch aanspreekt. Scoren voor de bühne telt, oplossingen… not so much.
Kunnen we onze hoop dan op het strafrecht vestigen?
Laten we allereerst vaststellen dat het strafrecht bedoeld is als een ‘ultimum remedium’, een uiterst middel dat terughoudend ingezet moet worden en alleen om de hoek komt kijken als andere oplossingen uitgeput zijn. Helaas lijkt het er inmiddels echter op dat alleen een strafrechter hier nog uitkomst kan bieden.
Is het strafbaar wat Van M. zegt?
Mijns inziens wel. Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat: ‘Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie’. En hier lijkt toch wel sprake van opruiing tegen het openbaar gezag. Ook rechtsgeleerden en, niet onbelangrijk, de Hoge Raad lijken daar zo over te denken, zo volgt uit een conclusie die AG Keulen in februari 2021 publiceerde in de zaak waarin een actievoerder werd vervolgd wegen opruiing tegen… wait for it… Thierry Baudet.
De zaak herinnert u zich vast wel. In maart 2019 had de activist tijdens een protestmars de volgende tekst gescandeerd: ‘Als je Thierry dood wil schieten zeg dan paf’. Het OM zag er de humor niet van in en vervolgde wegens opruiing en bedreiging. Voor beide feiten volgde ook een veroordeling en omdat de advocaat van de verdachte het daarmee niet eens was werd de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd.
De zaak kwam daar terecht bij advocaat-generaal Berend Keulen, die er eens goed voor ging zitten. Ten aanzien van de opruiing citeerde hij allereerst uit de bijdrage van jurist Jan Watse Fokkens in het standaardwerk van Noyon/Langemeyer/Remmelink (juristen weten dan direct waar het om gaat). Keulen vat samen:
Fokkens merkt op dat, nu uit de wet en haar geschiedenis niet valt af te leiden dat de wetgever aan het begrip opruiing een bijzondere, technische, alleen voor het wetboek gelende betekenis heeft gehecht, het woord in zijn gewone taalkundige betekenis behoort te worden opgevat. Tot iets opruien zal volgens hem allereerst betekenen: ‘iemand tot iets (ongeoorloofds) trachten te brengen’. Hij voegt daaraan toe dat opruiing en dwang in het rechtssysteem een andere plaats innemen. Opruiing is veeleer ‘het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit wenselijk of noodzakelijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen’ en is dus ‘een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid als geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken’. Opruiing kan ‘de vorm van een verzoek, een aansporing, aannemen’ en ook ‘in een imperatieve vorm worden gegoten’. Wat betreft de wijze van aansporen kan volgens Fokkens ‘naast rechtstreeks aanraden of aanzetten (gij moet dit of dat doen, ik spoor u aan, wek u op het te doen) een indirect, omwonden, aansporen voorkomen, hetzij in een algemeen betoog omtrent de wenselijkheid van het feit hetzij in de vragende vorm, of het niet goed zou zin dat het feit gepleegd werd, of men zich een handeling moet laten welgevallen zonder er enig verzet tegen te doen, en dergelijke’.
Kort gezegd: er valt best veel onder opruiing.
Vervolgens benoemt Keulen de jurisprudentie van de Hoge Raad zelf en concludeert dat die al evenmin gunstig is voor de verdachte. Zelfs een indirecte aansporing kan voldoende zijn voor een veroordeling.
Keulen haalt ook jurist Jaap de Hullu aan:
‘Bij dit delict is zelfs niet relevant of dat gevaar reëel is geweest; het is ook begaan wanneer niemand heeft geluisterd of iets heeft gehoord. Daarmee is opruiing een abstract gevaarzettingsdelict, waarbij een gedraging wordt strafbaar gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving gespecificeerde zin gevaar kan opleveren’.
Ook deze auteur biedt de verdachte dus weinig hoop. En dat bleek ook wel toen de Hoge Raad op 16 maart 2021 zijn arrest wees: de veroordeling bleef in stand (ECLI:NL:HR:2021:384).
Als het wat smakeloze liedje over Baudet voldoende is voor een veroordeling voor opruiing valt toch moeilijk in te zien dat Van M. niet strafrechtelijk aan te pakken zou zijn. Tijd dat het openbaar ministerie het maar eens gewoon probeert en zich niet langer door het spook van de Wilders-vervolging laat afschrikken.