12 January 2024
Sidney Smeets
Opinie

Scheepsrecht en het begin van de Australische LHBTI-geschiedenis

In de National Gallery of Victoria in Melbourne is een installatie te zien van de Australische kunstenaar Drew Pettifer. Afgebeeld zijn twee jongemannen, hun foto’s dragen de titels Untitled (Bram) en Untitled (Ruel). De begeleidende tekst legt uit dat de foto’s uit 2020 gebaseerd zijn op de gebeurtenissen rondom de schipbreuk van het VOC-schip de Zeewijk in 1727 en de veroordeling van twee opvarenden die gezien wordt als het begin van de Europese LHBTI-geschiedenis in Australië. Wat is het ware verhaal achter deze strafzaak?

Toen het VOC-spiegelretourschip Zeewijk op 7 november 1726 de Zeeuwse haven bij fort Rammekens uitvoer, stond het onder gezag van een onervaren schipper. Deze Jan Steijnse was naast onervaren ook nog eigenwijs: Steijnse hield zich, tegen de protesten van zijn opperstuurman in, niet aan de voorgeschreven vaarroute, met desastreuze gevolgen. Op 9 juni 1727 liep de Zeewijk bij de Houtman Abrolhos eilandengroep, voor de Westkust van Australië, vast op het zogenoemde Halve Maan’s Rif.

De Zeewijk zonk niet maar was ook niet meer vlot te trekken en dus vertrok een deel van de bemanning naar een van de nabijgelegen eilanden en hees daar de Middelburgse vlag. Maar de rest van de bemanning bleef in eerste instantie aan boord, waar zich immers proviand en, belangrijker, de drankvoorraad bevond. 

Het eiland waar de schipbreukelingen zich vestigden werd door hen naar VOC-held ‘Frederik Houtman’ vernoemd. Tegenwoordig heet het Gun Island en is gelegen in de zogenaamde Pelsaert-groep, die vernoemd is naar François Pelsaert, de bevelhebber van de Batavia die er in 1629 schipbreuk leed.

Iets meer dan een maand na de schipbreuk, werd de eerste stuurman van de Zeewijk, Pieter Langeweg, er met 9 anderen op uitgestuurd om met de grote sloep Batavia (het huidige Jakarta) te bereiken en hulp te halen. Van de sloep en de onfortuinlijke opvarenden werd echter nooit meer vernomen en toen duidelijk werd dat er geen hulp zou komen, werd op 7 november begonnen met de bouw van een kleine boot om het eiland te kunnen verlaten. Het vaartuig kreeg de naam Sloepie

Hoe het de bemanning van de Zeewijk verging is overgeleverd door het scheepsjournaal dat onderstuurman Adriaen van der Graeff bijhield. Zo weten we ook dat de jongmatrozen Adriaen Spoor uit Sint-Maartensdijk (Zeeland) en Pieter Engelse uit Gent (België) de tewaterlating van het Sloepie niet meer zouden meemaken. 

Jongmatrozen (of lichtmatrozen) waren onervaren zeelieden die vaak op hun eerste reis waren, zo weten we uit de archieven dat Adriaen 21 jaar oud was toen hij inscheepte op de Zeewijk. In het Gemeentearchief Tholen (waartoe Sint-Maartensdijk tegenwoordig behoort) is zijn doopakte terug te vinden. Hij werd op 14 december 1704 in de Nederlands Hervormde kerk gedoopt in het bijzijn van zijn vader Abram, zijn moeder Neeltje Pieterse Timmerman en het echtpaar Stoffel en Maedtje Coopman. Over Pieter is in Gent niet veel te vinden maar hij zal niet ouder geweest zijn.

Op zondag 30 november 1727 maakten kwartiermeesters Frans Faben en Dirk Janse van Grieken en matroos Hendrik Armanse een wandeling over het eilandje toen ze rond drie uur ’s middags de twee jongmatrozen op het strand in flagrante delicto en dus op heterdaad betrapten, terwijl zij volgens het scheepsjournaal ‘op godvergeten wijze de gruwelijke Zonden van sodom en gomora met elkanderen’ bedreven. De volgende ochtend meldden de onderofficieren zich bij de officierstent en vroegen de schipper te mogen spreken. Ze vertelden hem dat Adriaen en Pieter sodomie hadden bedreven en dat er drie goede getuigen van waren. Faben, Van Grieken en Armanse tekenden vervolgens een verklaring waarin ze tegen de jongmatrozen getuigden. 

Schipper Steijnse en de scheepsraad besloten de twee jongens te verhoren, maar van een bekentenis kwam het niet. Besloten werd dat de oude vertrouwde methode van tortuur dan maar uitkomst moest bieden: er werden brandende lonten tussen hun vingers geplaatst. Ondanks de helse pijnen die deze marteling de jongens bezorgd moet hebben bleven ze ontkennen. En dat was een probleem. Voor een doodvonnis was een bekentenis vereist. Er moest dus bij gebrek aan een bekentenis een andere oplossing bedacht worden. Die werd gevonden door de jongmatrozen te verbannen. Het vonnis vermeldt dat dit gebeurde om de schipbreukelingen op het eiland ‘Frederik Houtman’ verder onheil te besparen. 

Adriaen en Pieter werden ieder op een ander van de meest noordelijk gelegen ‘eilanden’ geplaats. Naar nu wordt aangenomen moeten dat twee eilandjes van de Mangrove Groep zijn geweest waar geen zoetwater of voedsel voorkomt. 

Het vonnis tegen de beide jongmatrozen werd op dinsdag 2 december om zeven uur ’s ochtends voorgelezen en vervolgens werden ze met de schuit door onderkoopman Jan Nebbens, bootsman Christiaan Radis, onderstuurman Adriaen van der Graeff en zes matrozen naar hun afzonderlijke eilandjes gevaren, ongeveer zes mijl ten noordoosten van ‘Frederik Houtman’. De jongens werden rond vier uur ’s middags achtergelaten en zijn ongetwijfeld in de dagen erna door honger en uitdroging een vreselijke dood gestorven.

Hun scheepsgenoten voeren een kleine vier maanden later, op 26 maart 1728, met het Sloepie richting Batavia waar op 30 april uiteindelijk 82 van de oorspronkelijke 208-koppige bemanning aan wal gingen. Steijnse werd berecht voor zijn onkunde en eindigde eerloos en werkeloos in Nederland.

Het kunstproject van Pettifer omvat een geluidsopname en foto’s van de eilanden en gebruiksvoorwerpen die daar werden gevonden. Hij bezocht de eilanden waar de jongens vermoedelijk achtergelaten zijn. Voor het project werden door de kunstenaar ook twee jongens van dezelfde leeftijd als de jongmatrozen gefotografeerd. In Gent vond Pettifer daarvoor iemand met de achternaam Engelse en Sint-Maartensdijk iemand met de achternaam Spoor. Het zouden verre familieleden kunnen zijn van Pieter en Adriaen, zo meldt de kunstenaar zelf. 

Het wrak van de Zeewijk werd in 1840 herontdekt en voorwerpen van de schipbreuk zijn tentoongesteld in het Western Australia Museum.

Bronnen:

Hugh Edwards, The wreck on the half-moon reef, New York (1973). 

Het originele scheepsjournaal bevindt zich in het Nationaal Archief in Den Haag maar staat ook digitaal online via de website van het Western Australian Museum in Perth. 

A Sorrowful Act: The Wreck of the Zeewijk is behalve in Melbourne ook online te zien en te horen op de website van kunstenaar Drew Pettifer (drewpettifer.com). 

Amstelplein 54 (26.10)

1096 BC Amsterdam

020 854 6340

info@smeetslaw.nl

LinkedIn